Ken je deze klassieker? Wim van Wim Hofman

Een klassieker uit Nederland

Wim - Wim Hofman - Uitgeverij Querido

1001004002609393.jpg

Wim is 11 jaar, het is grote vakantie en niemand bekommert zich om hem. Hij lijkt op te groeien in een liefdeloze omgeving waar de ouders uit elkaar zijn gegroeid, ruzie maken en er allebei een andere relatie op nahouden. Thuis is het altijd donker, de televisie speelt continu en liefst luid, er wordt niet samen gegeten, en ook niet aan de tafel, er wordt troep gemaakt, en het is gebruikelijk om elkaar tegen te spreken. Zijn oudere broer boezemt hem angst in, dus die probeert hij telkens te ontlopen.

De verteller neemt het standpunt in van Wim, we beleven de zomer vanuit zijn perspectief en worden zo ook deelgenoot van zijn gedachtestroom. De andere personages leren we kennen via de dialogen die Wim met ze heeft. Hoffmann kan met weinig woorden, een heel kleurenpalet aan dieperliggende gevoelens en karaktereigenschappen neerzetten:

Toen kwam ze naar zijn kamer. ‘Zo, zit jij hier!’ zei ze. ‘Is het raam dicht? Kun jij niet opendoen als er iemand aanbelt?’  ‘Ik heb wormen gezocht,’ zei Wim om moeilijkheden te ontwijken. ‘Je kunt toch wel laten merken dat je thuis bent? Je kunt toch wel roepen of zo? Wat zit je zo stiekem te doen?’ ‘Als ik thuiskom, zeg jij toch ook niet altijd dat jer er bent?’ protesteerde Wim in het wilde weg. ‘Jij bent er trouwens bijna nooit…’ ‘Ik ben er in ieder geval meer dan je vader…’ zie zijn moeder. Ze wilde al de kamer uitgaan.

‘Nou, van mij hoeft het ook niet,’ zei Wim. ‘Hoor hem nou eens!’ zei zijn moeder. ‘Je kunt niet eens voor jezelf zorgen.’ ‘Geef maar geld,’ zei Wim. Hij zat aan zijn pen te friemelen. Hij zag dat zijn vingertoppen pikzwart waren.”

Wim is een binnenvetter en een gevoelig kind dat snakt naar aandacht en liefde. Zijn uiterlijk weerspiegelt zijn kwetsbaarheid:  hij draagt een brilletje en beweegt zich wat sloom. Slechts één keer laat hij expliciet zijn gevoelens de vrije loop wanneer hij in zijn bed ligt te huilen. Voor de rest zoekt hij andere manieren om zijn gevoelens te kanaliseren: door een dagboekje bij te houden en er in te tekenen. Die dagboeknotities, die ook in kinderschrift in het boek staan, versterken de betrokkenheid van de lezer bij Wim.

Wim ‘vlucht’ ook in zijn fantasie. Daarin legt hij parallellen met zijn eigen leven: in het land van zijn verbeelding is alles dor en droog en vervelend en komen enge dieren voor. Gelukkig sterven die altijd vóórdat Wim in slaapt valt.

Een andere vorm van ‘vrijheid’ vindt Wim door het donkere huis te laten voor wat het is, en naar buiten te trekken en daar te experimenteren met dieren en insecten. Hij vangt garnalen, volgt honden en houdt experimenten met vliegen en kikkers: hij neemt ze gevangen en bestudeert of ze weten te ontsnappen, of hij trekt hun vleugels uit en bestudeert de reactie.  Ondanks die wreedheden, kan de lezer begrip opbrengen voor Wim. Hij kent immers zijn achtergrond en kan via zijn gedachtestromen sympathie (identificatie) opbrengen voor de ‘oplossingen’ die Wim bedenkt.

Buiten is er ook Liesje Prins, een meisje op vakantie in zijn dorp die hem op sleeptouw neemt. Bij haar ziet hij hoe het wel kan: een liefdevol gezin dat er samen op uit trekt en gemoedelijk koffie drinkt of een rondje op de kermis maakt. En Liesje Prins beschermt hem als het nodig is. Die zorgzame en beschermende reflex van een moederfiguur komt herhaaldelijk voor in het verhaal: eerst bij Liesje en nadien, wanneer Wim van thuis is weggevlucht, bij Tootje die hem een veilige slaapplaats en verzorging biedt.  

Zo schept de auteur een contrasterend maatschappijbeeld: het milieu waarin Wim opgroeit met een falende ouder-kind relatie enerzijds en het milieu van de meisjes waarin liefde en zorg een evidentie zijn. Maar het gebrek aan aandacht en liefde dat Wim ondervindt, schijnen in feite slechts tijdelijk te zijn. Wim ontdekt dat papa een fotootje van Wim in zijn binnenzak houdt, en papa helpt hem ook zijn fiets te maken. De vader is benomen door een nieuwe relatie en heeft daardoor onvoldoende oog voor Wim.

De chronologische rechtlijnigheid van het verhaal voert langzaamaan naar een hoogtepunt waarop Wim beslist om écht te vluchten. Die spanning wordt in het boek zorgzaam opgebouwd:  doordat Wim zich verschillende keren in het boek afzondert en uren verstopt, of door de veelvuldige onweders die voorkomen in de loop van het verhaal en daardoor het dreigend karakter verscherpen. Nu Wim voor écht weggelopen is, moet hij zich opnieuw verstoppen, en belandt hij uiteindelijk in een penibele situatie midden in de nacht. Hij is nog te klein om voor zichzelf te kunnen zorgen. Dat heeft hij met deze vlucht, die een ultiem signaal aan zijn omgeving was,  aangetoond: ‘zorg voor mij, zie mij graag’.

Uiteindelijk is er hoop. Marjan, de nieuwe vriendin van zijn vader, komt hem halen en gedrieën zullen ze op vakantie gaan.

Vanaf een jaar of 11.